Steenkuib is een rat

Steenkuib is een rat

 

1. Zakelijke gegevens Onderdeel A

 

A. Titel van het boek:

 

Steenkuib is een rat

 

B. Naam van auteur

 

Harm de Jonge

 

C. Naam van de uitgever/producent en het jaar van verschijnen en het aantal bladzijden.

 

Het boek is in 1989 geschreven en in 2001 verschenen. Het boek heeft 102 bladzijden de uitgever is Malmberg

 

2. Samenvatting van het boek

 

Steenkuib is een leraar wiskunde, hij is ook de directeur en geeft maar 2 uur les in de week.

Adert is een lelijke jongen met grote oren, hij heeft zelf bijna geen zelfvertrouwen. Zijn vader is druk met zijn werk en zijn moeder durft het huis niet meer uit. Het is daarom erg ongezellig bij Albert thuis. Linda is zijn beste vriendin.

 

Het verhaal begint op een woensdag, Albert word flink beledigd in de klas door Steenkuib tijdens wiskunde. Albert kan er niet goed tegen en scheld terug en begint te huilen. Hij word eruit gestuurd. Het word hem gevraag alvast naar zijn kantoor te gaan, eenmaal daar ziet hij Kroeze, de conciërge. Albert komt even tot rust, maar tot zijn grote schrik ziet hij dat er op het potret aan de muur is geknoeid. Het is helemaal onder beklad met een rode stift. Er worden grote tanden op getekend en met de tekst: ‘Steenkuib is een rat’. Aldert laat Kroeze merken dat er mee is geknoeid, Kroeze reageert rusig en vind het niet gek dat iemand dat zou doen. Volgens Kroeze zal Steenkuib er niet al te blij mee zijn. Maar Kroeze vind dat deze ‘grapjas’ geen ongelijk heeft.

 

Albert werd bang, want wie zou er de schuld van krijgen? Natuurlijk, Albert. Zijn handschrift kwam anders ook wel redelijk overeen. Linda wist zeker dat Albert het niet had gedaan. Ze gaat op onderzoek. Linda volgende Steenkuib op een dag, hij was daar in een café. Hij kreeg een evelop van iemand. Er stond in dat hij ƒ10.000 moest overmaken naar een ‘alchoholmisbruikstichting’ of anders werd hij aangegeven.

 

Op een schoolfeest vroeg Herman, een jongen die Albert pest, aand Linda of ze mee wou gaan naar het boothuis. Normaal zei ze nee, maar tot Albert’s verbazing zei ze ja. Hij ging ze achterna. Hij kwam langs het kantoor van de directeur en zag dat er brand was. Steenkuib lag in een plas bloed! Albert zou natuurlijk weer verdacht worden dat hij het deed, dus ging hij snel vluchten. Steenkuib had achteraf een maagbloeding, Kroeze de conciërge had de brand aangestoken en de brief gestuurd naar Steenkuib. Kroeze had zichzelf aangegeven bij de politie wanneer Linda’s vader de politie belde. Linda’s vader was ook een leraar op de school van Albert.

 

3. Over de auteur

 

Harm de Jonge werd geboren in het eerste jaar van de tweede wereldoorlog,

dat was in 1939. Sommige boeken gaan ook over die tijden. Steenkuib is een rat was

zijn eerste boek.

 

Boeken die hij heeft geschreven:

 -Vuurbom

 -Flessenpost uit Amsterdam

 -Tjibbe Tjabbes’ wereldreis

 -De Peperdans van Panzibas

 -De Rode Hamvervis

 -De Vogelrots

 -Josja Pruis

 -De gouden golf

 -Jesse ballewal-tsji

 -Jesse ballewal-tsji

 -Vleugels voor Jorre

 -Het Peergeheimd –Tijgers huilen niet

 -De prinses uit het Sparrenbos

 -De Blauwe Maansteen

 -Mikkel is aan Yucatan

 -De circusfletser

 

Het zijn opzich redelijk wat boeken voor al die jaren schrijven. Hij heeft hierbij ook heel wat intervieuws gegeven, vooral voor de radio

 

4. Over het boek

 

A.        Welke illustratie staat er op de voorkant van het boek? Leg duidelijk uit wat deze illustratie met het boek te maken heeft.

 

Je ziet duidelijk een persoon iets bekladderen, veel vieze drab. Waarschijnlijk verf. Het draaid het hele verhaal om of hij nou wel of niet het schilderij heeft beklad.

 

B.        Is het boek aan iemand opgedragen? Probeer erachter te komen wie het zijn en wat ze met de schrijver te maken hebben.

 

Het boek is niet overgedragen.

 

C.        Beschrijf de plaatsen die voorkomen in het boek. Verklaar waarom de schrijver hiervoor gekozen heeft en wat ze met het verhaal te maken hebben.

 

Het speeld zich af op school, en veel op de veenplassen. Een keer bij het boothuisjes en soms thuis. Thuis vond hij het niet prettig, daarom was hij vaak op de veenplassen. Voor de rest was hij vaak op school.

 

D.       Vanuit welk perspectief is het verhaal geschreven.

 

Het speeld zich voortduren in de ‘ik-vorm’ welke ‘ik’ het is? Zie je aan de titel van elk hoofdstuk, dat was zeer prettig lezen. Albert beschrijfd veel wat er allemaal gebeurt zodat je een goed en duidelijk beeld krijgt.

 

E.        Heeft het verhaal een open of gesloten einde? Leg ook dit uit.

 

Het verhaal heeft een gesloten einde, je hebt geen vragen meer over hoe het verder zit of hoe het verzou kunnen gaan.

 

5. Leeservaringen

 

Ik vond het zelf zeer prettig om te lezen, de ‘ik-vorm’ was zeer duidelijk te merken. Zelf vind ik dat fijner lezen. Want daardoor ga je jezelf een beetje meeslepen met het verhaal en ga je meedenken hoe jezelf het zou hebben aangepakt.

 

Er zijn redelijk weinig plaatsen waar het zicht afspeeld, het is makkelijker te onthouden waardoor je je ook zelf weer sneller in het verhaal gaat zitten.

 

Het boek zelf was makkelijk te lezen want er zaten geen moeilijke woorden in.

 

De gebeurtenissen gingen redelijk langzaam, je kon alles makkelijk volgen en was een goeie opbouw.

 

Het verhaal was chrononisch, er zaten geen flashbacks in.

 

Ik vind dat Albert vooral de hoofdpersoon is. Linda vind ik persoonlijk een ‘helper’. Linda vertrouwd hem en wil hem helpen.

 

6. Verwerkingsopdracht

 

opdrach: schrijf zelf 3 gedichten

 

1.

 

Albert is lelijk.

Steenbuik is redelijk.

Linda is de schepper van dit alles.

We helpen elkaar.

Vriendschap gaat boven alles.

Alles of niets?

Met elkaar kom je verder.

Zonder dit was alles zo moeilijk.

Nu is het ook nog ‘boeie-lijk’.

Straks word het saai.

Want dit einde is gewoon te fraai.

 

2.

 

Vriendschap boven alles,

Allen of niet.

We werken allen voor iets moois,

We hebben elkaar nodig.

 

Niet elkaar afkraken of irriteren.

Het is zo kinderachtig.

Albert doet zijn best.

En toch heeft iedereen de pest op hem.

Hoe zou je hetzelf vinden?

 

3.

 

Albert heeft grote oren.

Toch heeft hij heel wat te behoren.

Vader druk aan het werk.

Moeder bang om naar buiten te gaan.

We moeten onze kinderen kunnen geven wat we kunnen.

Kinderen zijn de toekomst.

Wie gaat je anders helpen op de oudere leeftijden?

Hard werken beloond zichzelf

Daarmee beëindig ik dit verhaal